Met de ‘minimale levering via de digitale meter in voorafbetaling’ (artikel 5.4.6 tot en met 5.4.10 van het
Energiebesluit van 19 november 2010) wil de Vlaamse Regering zich samen met de OCMW’s engageren om klanten bij de netbeheerder te ondersteunen, die onvoldoende middelen hebben om betalingen uit te voeren via het voorafbetalingssysteem Prepaid (vroeger: budgetmeter), en dus tijdens de winterperiode het risico lopen om zonder verwarming te vallen.
De minimale levering via de aardgasbudgetmeter is van toepassing in de periode van 1 november tot 31 maart .
Via een digitale meter in voorafbetaling (= budgetmeter) is een gegarandeerde minimale levering om technische redenen niet mogelijk. Wie niet oplaadt en ook zijn noodkrediet heeft opgebruikt, dreigt dan geen aardgas meer te hebben.
Om te vermijden dat gezinnen niet meer kunnen verwarmen, heeft de Vlaamse overheid de mogelijkheid gecreëerd om financiële steun aan deze gezinnen te geven zodat ze toch in staat zijn om de digitale meter in voorafbetaling op te laden.
De wet van 29 juli 1991 betreffende de uitdrukkelijke motiveringsplicht van bestuurshandelingen, en latere wijzigingen.
De wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, meer bepaald artikel 1 en artikel 57,§1 dat de taak van het OCMW nader beschrijft.
Alsook art. 71 van de OCMW-wet waarin bepaald wordt dat de termijn voor het OCMW om te beslissen over individuele hulpverlening één maand is.
Art. 113 van het Decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur dat bepaalt dat het bijzonder comité voor de sociale dienst is bevoegd voor de beslissingen over de toekenning, terugvordering, herziening en schorsing van individuele steun op het vlak van de maatschappelijke dienstverlening en de maatschappelijke integratie.
En art. 114 van voornoemd decreet dat bepaalt dat de voorzitter van het bijzonder comité voor de sociale dienst in dringende gevallen en binnen de perken bepaald door het huishoudelijk reglement van het bijzonder comité voor de sociale dienst, zelf tot dringende hulpverlening kan beslissen, op voorwaarde dat hij zijn beslissing op de eerstvolgende vergadering ter bekrachtiging aan het bijzonder comité voor de sociale dienst voorlegt.
Art. 5.4.6 tot en met 5.4.10 van het Energiebesluit van 19 november 2010 inhoudende de regeling omtrent minimale levering van aard.
Deze regeling valt onder de algemene maatschappelijke dienstverlening die de OCMW’s op basis van de OCMW-wet toekennen (art. 1 en art. 57, §1). Dat betekent dat de algemene regels inzake OCMW-dienstverlening van toepassing zijn. De raad voor maatschappelijk welzijn beslist aldus in algemene zin over het al dan niet instappen in het systeem van minimale levering (voorwerp van onderhavig e-besluit) op basis van art. 77 DLB.
Klanten die hun digitale meter in voorafbetaling onvoldoende kunnen opladen in de toepassingsperiode (en zonder aardgas voor verwarming dreigen te vallen) kunnen een hulpaanvraag indienen bij het OCMW. Voor de concrete verdere procedure inzake afhandeling van de aanvragen zal het bijzonder comité voor de sociale dienst telkens beslissen over de toekenning van deze steunverlening, binnen een termijn van 1 maand (art. 71 OCMW-wet). Indien er sprake is van hoogdringendheid, kan de voorzitter van het bijzonder comité zelf beslissen, op voorwaarde dat dit op eerst volgende vergadering bekrachtigd wordt door het bijzonder comité (art. 114 DLB).
Het OCMW voert n.a.v. iedere hulpvraag een sociaal onderzoek en bekijkt of de aanvrager behoeftig is.
Het sociaal onderzoek bevat minstens volgende elementen:
- Het risico van energiearmoede voor het gezin in kwestie: dat mensen die kort voor of tijdens
de winterperiode een budgetmeter geplaatst krijgen, nog geen reserve hebben kunnen
opladen, kan hierbij in overweging genomen worden;
- woningtypologie (vrijstaande woning, rijhuis/hoekhuis of appartement);
- al dan niet recht hebben op de sociale tarief voor energie. Het OCMW kan dit
nagaan in de Kruispuntbank voor de Sociale Zekerheid. Een hulpvrager die nog niet is opgenomen in de kruispuntbank voor de Sociale Zekerheid (KSZ), moet het bewijs leveren van
dit recht. Ook de lijst die de netbeheerder doorstuurt naar het OCMW, bevat dit gegeven;
- de financiële mogelijkheden van de hulpvrager met betrekking tot eventuele (al dan niet
gedeeltelijke) terugbetaling van het toegekende bedrag.
De tussenkomst wordt berekend als 60% van de gemiddelde verbruikskost per type woning gedurende de winter en dient om de hoogste nood te lenigen.
Concreet zal iedere toekenning dus voldoende zijn om een halve maand te verwarmen aan een minimaal comfort.
Wil men gewoon comfort, dan zullen opladingen met eigen middelen (of met extra financiële steun van het OCMW) noodzakelijk zijn.
De tussenkomsten voor deze minimale hoeveelheid aardgas zijn verschillend voor de verschillende woningtypes en zijn verschillend voor beschermde en niet beschermde afnemers.
Jaarlijks krijgen we van Fluvius een tabel met de bedragen die per halve maand binnen deze regeling kunnen worden toegekend.
Maximaal 70 % van deze tussenkomsten kan het OCMW terug vorderen bij de aardgasnetbeheerder Fluvius. Het
resterende percentage recupereert het OCMW (na de toepassingsperiode) bij de hulpvrager in
kwestie of neemt het zelf (al dan niet gedeeltelijk) ten laste.
OCMW Hasselt zal iedere situatie onderzoeken wat betreft de mogelijkheid om de 30 % van de uitbetaalde tussenkomsten terug te vorderen doch verkiest zonder tegenindicaties om deze ten last te nemen met de middelen van het sociaal energiefonds.
Het OCMW kan voorwaarden verbinden aan het ter beschikking stellen van aardgas via de digitale meter in voorafbetaling: o.a. schuldbegeleiding, terugbetaling van de 30 % van het bedrag, energiescan laten uitvoeren, afspraken over de oplading gedurende de volgende niet- winterperiode (zodat er tegen de volgende winter wel voldoende reserve is).
De kredieten voor deze uitgave zijn voorzien op:
Volgnummer: MJP007595 - BA - SD Sociaal Fonds voor gas- en elektriciteit
Algemene rekening: 64810120
Basisbudget
Beschikbaar budget in 2024:€ 170.000,00
Saldo van het volgnummer: € 110.013,09
Beschikbaar budget in 2025:€ 175.000,00
Te besteden aan:
-individuele tussenkomsten
-groepsaankopen
De raad voor maatschappelijk welzijn keurt de verderzetting van het systeem voor de minimale levering voor aardgas goed tijdens de gedefinieerde periode: 1 november 2024 tot en met 31 maart 2025.
Deze beslissing blijft gelden tot andersluidende beslissing van de raad voor maatschappelijk welzijn.